Wij.land, Living Lab Fryslân, De Natuurverdubbelaars en Alan Accountants & Adviseurs hebben een economische analyse uitgevoerd van de regeneratieve melkveehouderij. Het onderzoek heeft als doel om een bedrijfskundige en boekhoudkundige methode te ontwikkelen die recht doet aan de specifieke bedrijfsvoering van natuurinclusieve melkveehouders en deze praktisch te testen op bruikbaarheid, proces en uitkomsten. Lees hier het persbericht en lees hier de projectpagina met onderzoeksrapport, methode om toe te passen op het eigen bedrijf, en de webinar opname.

De resultaten van het onderzoek zijn tijdens een webinar gepresenteerd. Tijdens en na afloop hebben we veel vragen mogen ontvangen. Hier willen we ingaan op enkele veelgestelde vragen. Heb je een vraag die hier niet bij staat, of wil je op de hoogte worden gehouden van dit project? Neem dan contact op via contact@wij.land.

Onderzoeksmethode

Wat verstaan jullie onder een neventak?

Onder een neventak verstaan we een nevenactiviteit dat een substantieel deel van het bedrijf is, zoals het zelf verzuivelen van de melk of het aanhouden van een boerderijwinkel. Het zelf produceren van energie wordt niet als neventak gezien, maar de inkomsten uit energieverkoop worden wel in het resultaat gewone bedrijfsuitoefening gehele bedrijf meegenomen, maar niet in het resultaat gewone bedrijfsuitoefening melkveetak. In de methode-memo kan je in meer detail zien wat in welke indicator is meegenomen.

Welke opbrengsten en kosten worden meegenomen in berekening van het saldo ‘opbrengsten minus directe kosten’?

De opbrengsten uit de melkveetak, zoals uit melkverkoop, omzet en aanwas, en bedrijfstoeslagen zijn meegenomen. Daarnaast zijn de toegerekende kosten meegenomen, welke kosten voor vee, voer en gewas betreffen. Dit valt in meer detail te lezen in de methode-memo.

Tegen welk uurtarief zijn de arbeidskosten van de boer in het model verwerkt?

Hiervoor is een uurtarief van €17 meegenomen, op basis van een methode ontwikkeld door Alan Accountants en Adviseurs.

Zijn alle arbeidsuren meegerekend?

In de Activitity Based Costing-methode wordt alleen naar de melkveetak gekeken. Hier zijn dus alle uren meegerekend voor de verschillende activiteiten die aan de melkveetak zijn gerelateerd. In de berekening van het bedrijfseconomisch bedrijfsresultaat en het inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid zijn ook de arbeidsuren van eventuele neventakken meegenomen.

Uitkomsten en toepassing

Is economisch gezien, een natuurinclusieve bedrijfsvoering het meest interessante model volgens dit onderzoek?

In het onderzoek hebben we geen vergelijking gemaakt tussen natuurinclusieve en andere vormen van bedrijfsvoering. Het onderzoek laat wel zien dat natuurinclusieve bedrijfsvoering economisch haalbaar en rendabel is.

Konden gangbare boeren zonder neventak, met natuurinclusieve bedrijfsvoering ook een verdienmodel behalen?

Ook de gangbare boeren konden inderdaad een goed resultaat behalen. Dit valt in meer detail te lezen in het onderzoeksrapport.

Wat is de belangrijkste boodschap uit dit onderzoek voor gangbare melkveehouders?
  • Maak zelf een bedrijfseconomische analyse met deze methode om te zien wat je saldi en kostenplaatsen zijn.
  • Laat een onafhankelijk adviseur en/of regeneratieve buur-boer eens door je bedrijf of kringloop heen lopen op zoek naar onnodige kosten en mogelijkheden om de natuur het werk te laten doen.
Wat is het hoogst genoteerde uurtarief in het onderzoek?!

In het onderzoek is de hoogste arbeids- en risicovergoeding 41 euro per gewerkt uur.

Hoe is de spreiding van financiële prestatie van beide groepen?

De spreiding in financiële prestaties op basis van arbeids- en risicovergoeding per gewerkt uur is in de studiegroep groter (-41 euro versus +41 euro) dan in de referentiegroep (-21 euro versus +44 euro). De grotere spreiding in de studiegroep wordt veroorzaakt door één bedrijf dat in omschakelings-/opstart jaar zat. Exclusief dit bedrijf is de spreiding kleiner (-4 euro versus +41 euro).

Wat is de spreiding in bedrijfsgrootte van de studiegroep en de referentiegroep?

De spreiding in bedrijfsgrootte is in de studiegroep (283 ton melk versus 1.922 ton melk) kleiner dan in de referentiegroep (515 ton melk versus 3.857 ton melk).

Welke bedrijfsmodellen halen het hoogste arbeidsinkomen?

Uit het huidige onderzoek lijkt niet één bedrijfsmodel te zijn dat voorspellend is voor het hebben van een hoog arbeidsinkomen. Het meest belangrijke is te kijken wat het beste past bij de bedrijfscontext en de boer zelf.

Welke factoren maken dat iemand de omslag naar regeneratieve landbouw kan maken?

Er is niet onderzocht hoe melkveehouders de transitie hebben kunnen maken. Het onderzoek gaat uit van een situatie waarin de boeren al omgeschakeld zijn. Op basis van het onderzoek kunnen we wel zeggen dat er niet één bedrijfsmodel lijkt te zijn dat er met kop en schouders boven uitsteekt, of dat een neventak noodzakelijk is. Belangrijk is dat de boer kiest waar hij of zij zelf motivatie voor heeft.

Tot hoeveel grond moet je beschikking hebben om natuurinclusief te kunnen boeren?

Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. De hoeveelheid benodigde grond hangt namelijk af van het aantal GVE. Bij meer dan 2 GVE per hectare heb je te weinig voer/gras en te veel mest om natuurinclusief te werken. Je komt dan in een systeem met hoge opbrengst per koe, maar veel kosten (van onder andere voer, kunstmest, fosfaatrechten, dierrechten, mestafvoer) en veel emissies. Daarbij zijn emissies nu meestal nog niet beprijsd, wat in de toekomst zou kunnen veranderen naar een extra kostenpost. In het onderzoek zien we dat de boeren een ratio van GVE/ha hebben weten te vinden waarbij zij natuurinclusief kunnen werken. Dus ook met weinig grond kun je natuurinclusief boeren.

Speelt pacht of eigendom van grond een rol in de economische prestatie?

Nee, het maakt geen verschil of de grond in eigendom of pacht is voor de economische prestaties, zolang de pachtprijs redelijk in relatie is tot het voortbrengend vermogen van de grond. In het onderzoek is het aantal hectares eigen grond voor 10 van de 13 boeren lager dan in de referentiegroep. Dat lijkt dus geen beperkende factor te zijn. De boeren uit de studiegroep pachten vaak goedkopere natuurgrond, waarop ze bijvoorbeeld hun jongvee weiden. Daarnaast is het bedrijf dat het op een na hoogste resultaat behaalt een geheel pachtbedrijf.

Speelt afstand of locatie van de kavels een rol in de economische prestatie?

Ja, op basis van het onderzoek zien we dat afstand of voldoende huiskavel wel een rol kan spelen. Het (veel of optimaal) kunnen beweiden lijkt een belangrijke factor in de economische prestaties, het bespaart o.a. in voederwinning. Daarin blijkt het praktisch als de grond in de buurt van de stal ligt, of goed bereikbaar is voor de koeien. Buiten dit onderzoek zien we ook creatieve manieren om wel veel weide-uren te halen op kavels op afstand, bijvoorbeeld door een mobiele melkrobot.

Wat is het ideale aantal dieren per hectare dat nodig is voor een levensvatbaar bedrijf?

Dat is op basis van deze analyse niet te stellen en dat aantal varieert sterk. Wel lijkt het erop dat op heel goede (lees: biodiverse) bodems met weinig inputs, toch veedichtheden van 1,8 – 2,3 GVE per hectare mogelijk zijn. Maar de steekproef is te klein om daar harde uitspraken over te doen. Kwaliteit of voortbrengend vermogen van de grond enerzijds, en grondprijs (pacht of rente + aflossing) anderzijds zijn hierin de belangrijkste factoren.

Kan de boer, naast de meerprijs voor biologische melk, ook extra verdienen met het verwaarden van ecosysteemdiensten?

Ja, (gestapelde) beloningen voor ecosysteemdiensten kunnen bijdragen aan de inkomsten van de boer. Helaas kunnen nog niet alle boeren in aanmerking komen voor private of publieke beloningen voor ecosysteemdiensten. De aangekondigde vergroening van het EU-landbouwbeleid biedt wel aanknopingspunten met vrijwillige ecoregelingen en overheveling van hectaresteun naar betaling voor ecosysteemdiensten via onder andere het ANLB. Deze regelingen zijn echter vaak nauwelijks kostendekkend, en bieden nog geen verdienmodel.

Is dit verdienmodel ook toepasbaar op akkerbouw?

Daar hebben we geen onderzoek naar gedaan, maar de principes van regeneratieve landbouw werken ook voor akkerbouw. Nabijheid van een veehouder waarmee graan en/of (rust)gewas(resten) kunnen worden geruild voor mest is dan wel een pré zodat je kan besparen op inputkosten.

Zelf toepassen ABC-methode

Wat is de ABC-methode?

De ABC-methode staat voor Activitity Based Costing, vrij vertaald ‘kostenraming op activiteitenniveau’. Dit is een methode om de kostenstructuur van een bedrijf inzichtelijk te maken. Deze methode stelt activiteiten, in plaats van producten of diensten, centraal. Hierbij wordt gekeken naar welke kosten gemaakt worden om een bepaalde activiteit te verrichten, terwijl bij traditionele kostenramingen wordt gekeken naar hoeveel het kost om een bepaald product te maken. Een voorbeeld voor kosten toewijzen aan een activiteit is bijvoorbeeld: voor de activiteit ‘melken’ worden o.a. arbeidsuren voor melken gemaakt, schoonmaken van de stal, en het onderhoud van de melkinstallatie. We hebben voor deze methode gekozen omdat deze kostenraming het mogelijk maakt om melkveebedrijven met elkaar te vergelijken, ook als ze een andere bedrijfsvoering of afzeetmarkt hebben, want de activiteiten zijn immers hetzelfde.

Is de ABC-methode nieuw?

De methode is een bekende techniek om kosten anders te structureren en inzichtelijk te maken. Toepassing op de melkveehouderij is daarbij wel nieuw.

Wordt de ABC-methode ook in andere landen gebruikt?

Voor zover bekend wordt deze methode nog niet in andere landen op de melkveehouderij toegepast.

Onder welke activiteit worden grondkosten opgenomen in de ABC-methode?

Deze kosten worden opgenomen in de activiteit ‘voerwinning en huisvesting’.

Onder welke activiteit wordt natuurbeheer opgenomen in de ABC-methode?

Het is belangrijk om op te merken dat de ABC-methode een manier is om de kosten in kaart te brengen, niet de opbrengsten. Het wordt wel indirect meegenomen doordat bij de (gesimuleerde) grondlasten in de activiteit ‘voerwinning’ ook de betaalde pacht wordt meegenomen. Deze is vak lager voor de boeren uit de studiegroep door het pachten van goedkopere natuurgronden.

Hoe kan ik zelf met de ABC-methode aan de slag?

Bekijk de webinar, en download zelf de Excel-sheet en methode-memo. Vul je bedrijfsgegevens in en onderzoek de saldi. Daarnaast kan je met een onafhankelijke adviseur of een natuurinclusieve buur-boer door je bedrijf lopen om te zien waar kostenbesparing kan worden gecreëerd door de natuur het werk te laten doen.

Wat kost het om de ABC-methode te (laten) doorrekenen?

Met de ter beschikking gestelde instrumenten (rapport, methode, rekenblad) kan je dit zelf met je accountant, boekhouder of financieel adviseur doorrekenen. De eerste keer (als je boekhouding nog aangepast moet worden aan deze systematiek) kost het misschien wat meer tijd. Daarna kost het invullen ongeveer een uur.

Zit er copyright op de ABC-methode?

Nee, de ABC-methode en het rapport mogen vrij gedeeld en gebruikt worden. Wel stellen we het op prijs als er naar Wij.land, de Natuurverdubbelaars en Alan Accountants en Adviseurs verwezen wordt als de ontwikkelaars van de methode en auteurs van het rapport.

Kun je met een overzicht van de ABC-methode naar de bank, en zou daarmee financiering van natuurinclusieve bedrijven makkelijker worden?

De ABC-methode kan helpen om inzicht te krijgen in de kostenstructuur, en in de prestatie van het bedrijf. Eventueel kan dat helpen ook aan anderen inzicht te bieden in de economische prestatie van het bedrijf.

Regeneratieve en natuurinclusieve landbouw

Wat is de definitie van regeneratief, natuurinclusief en biologisch?

Bij biologisch gaat het primair om het halen van criteria van het keurmerk, waarna een premie uit de markt gehaald kan worden. Bij regeneratief ligt de nadruk op bodem- en ecosysteemherstel, bij natuurinclusief meer op ruimte bieden voor flora en fauna. Regeneratief en natuurinclusief gaan goed samen. Zie ook het artikel Wat is regeneratieve landbouw? Voor natuurinclusieve landbouw verwijzen we graag naar de definitie van Louis Bolk Instituut (pagina 9 van dit rapport).

Is regeneratief overtreffend aan natuurinclusief en dat weer verder dan biologisch?

Het zijn loten aan dezelfde boom, de een niet beter of verder dan de ander. De begrippen worden vaak door elkaar heen gebruikt omdat ze op veel vlakken overlappen en ook naast elkaar kunnen bestaan in de bedrijfsvoering (maar dit is niet noodzakelijk).

Worden landschapselementen voor biodiversiteit in en rond bedrijfsgebouwen ook meegenomen in het begrip natuurinclusieve melkveehouderij?

Ja, deze elementen zijn meegenomen in het begrip. Echter, in de berekeningen zijn alleen elementen meegenomen waar ook subsidies of neveninkomsten mee gegenereerd worden.

Regelingen voor duurzamer boeren

Uit het onderzoek blijkt dat natuurinclusieve boeren in staat zijn om een goede boterham te verdienen. Zijn initiatieven zoals lagere pacht of rentekorting voor natuurinclusieve bedrijven dan nog wel nodig?

Ja, juist dit soort maatregelen maken de transitie en een toekomstbestendige bedrijfsvoering mogelijk. Een pachtsom die in overeenstemming is met het voortbrengend vermogen van de grond is een belangrijke factor voor natuurinclusief boeren. Het gaat erom dat de opbrengsten van het land in verhouding staan met de kosten die ervoor worden gemaakt. Natuurinclusieve boeren zijn vaak ook extensiever en hebben daarom meer land nodig. Wanneer de pacht- of koopsom niet in verhouding staat met wat het land kan opbrengen, kost het de boer meer geld dan het oplevert om te extensiveren. Om extensivering en natuurinclusief boeren mogelijk te maken zijn dat soort initiatieven nog steeds hard nodig.

Draagt het ANLb bij aan het inkomen? En is het daarmee lastiger om natuurinclusief te boeren in de witte gebieden?

Ja, bij berekeningen van het saldo worden subsidies en beheersvergoedingen zoals uit het ANLb meegenomen. In de witte gebieden is (voorlopig nog) minder compensatie of financiële ondersteuning voor natuurbeheer mogelijk. Onder de ecoregelingen komt daar verandering in, maar die bedragen zijn minder hoog, en minder specifiek.

Hoe zouden we naar een vorm van belonen kunnen gaan, zonder in de knel te komen met staatssteunregels?

Er zijn binnen het GLB mogelijkheden om stimulerend te belonen (dat wil zeggen ‘meer dan kostendekkend’) en er zou ook nationaal geld aan het (EU) GLB budget toegevoegd kunnen worden om meer boeren beter te belonen voor ecosysteemdiensten. In het nationaal strategisch plan van Nederland wordt echter een voorzichtige koers gevaren. BoerenNatuur weet hier meer over!

Deelnemende bedrijven

Waar zijn de bedrijven uit de steekproef gevestigd?

Een deel van de boeren komt uit het Westelijk Veenweidegebied (Groene Hart), en een deel uit Noord-Nederland (Groningen, Drenthe, Friesland en de Noordoostpolder).

In hoeverre verschillen de onderzochte bedrijven ten opzichte van de referentiegroep in mate van natuurinclusiviteit?

De boeren uit de referentiegroep zijn met name gangbare boeren die bijvoorbeeld niet of weinig aan weidevogelbeheer doen, of inkomsten uit agrarisch natuurbeheer ontvangen. Voor de boeren uit de studiegroep staan de eisen voor natuurinclusiviteit uitgeschreven in het onderzoeksrapport.

Hoe is bepaald dat de deelnemende bedrijven als natuurinclusief classificeren?

De 13 deelnemers zijn vooraf gescreend op natuurinclusieve of regeneratieve kenmerken. Dat zijn lage GVE/ha, en/of laag krachtvoerverbruik, en/of laag of geen kunstmestgebruik en/of veel weidevogelbeheer. Een lijst met selectiecriteria is te vinden in het onderzoeksrapport.

Hoe komen de deelnemende bedrijven aan een betere melkprijs?

Deelnemende bedrijven een hogere melkprijs onder andere door een keurmerk (Planet Proof, Biologisch of Biologisch Dynamisch) en door het verkopen via de korte keten of het toevoegen van waarde door bijvoorbeeld zelf te verzuivelen.

Wat zijn de voorkomende koeienrassen/kruisingen in de studiegroep?

In het cluster van West-Nederland zien we voornamelijk kruisingen van onder andere Blaarkoppen en MRIJ, en het ras Montbeliarde. In het cluster van Noord-Nederland zien we voornamelijk Fries-Hollandse koeien die goed ruwvoer verwerken en dus geen krachtvoer in het dieet nodig hebben. Daarnaast zijn er ook veel kruisingen, met bijvoorbeeld Fleckvieh, Fries Roodbont, en Holstein Friesian. Over het algemeen zijn het dubbeldoelrassen.

Hebben alle deelnemende bedrijven een lagere input en kostenstructuur voor de melkveetak, ten aanzien van de rest van de sector?

Bij het kijken naar ‘kosten’ is het belangrijk onderscheid te maken tussen toegerekende en niet-toegerekende kosten. Toegerekende kosten zou je als inputs kunnen zien: dit zijn de kosten voor voer, gewas en vee. Deze waren bij 11 van de 13 bedrijven uit de studiegroep lager dan de referentiegroep. Deze kosten zijn echter wel gevoelig voor bedrijfsgrootte: hoe meer koeien, hoe hoger de voerkosten zijn. Als we hiervoor corrigeren door de toegerekende kosten uit te drukken per koe (in plaats van in totaal), hebben alsnog 10 van de 13 bedrijven uit de studiegroep lagere kosten dan de referentiegroep. Het merendeel heeft dus inderdaad lager gebruik van inputs, maar niet allemaal.

Overige vragen

Waar vind ik de bijbehorende documenten?

Het onderzoeksrapport, Excel-sheet met de methode, en de bijbehorende memo vind je op deze pagina.

Waar kan ik de webinar terugzien?

De opname van de webinar is hier terug te zien.

Lees ook