Biodiversiteit is van levensbelang. We lezen en horen er veel over en dan met name dat het niet goed gaat. In een reeks artikelen onderzoeken we wat er precies aan de hand is en hoe boeren in het veenweidegebied positief kunnen bijdragen aan biodiversiteit. Maar we beginnen met de vraag: wat verstaan we nou eigenlijk onder ‘biodiversiteit’ en wat heeft dat met landbouw te maken?

Meer dan ‘veel soorten’

Is het alles wat met natuur te maken heeft? Zo veel mogelijk verschillende soorten in een gebied? Ieder heeft zo zijn eigen associatie bij de term biodiversiteit. Toch is het een veelzijdiger en ingewikkelder begrip. “Biodiversiteit is in elk geval veel meer dan de hoeveelheid aan soorten. Het gaat bijvoorbeeld ook om de variatie binnen een soort, de genetische variatie”, benadrukt ook Louise Vet, hoogleraar ecologie aan Wageningen University & Research. Vet is via haar bestuursfunctie bij Commonland indirect betrokken bij het werk van Wij.land en als voorzitter van Deltaplan Biodiversiteitsherstel werkt ze samen met natuurorganisaties, boeren, burgers, kennisinstellingen, overheden en bedrijven aan biodiversiteitsherstel in Nederland.

“Bij biodiversiteit gaat het ook om de functie van soorten binnen een ecosysteem en de variatie daarin”, vervolgt ze. “De interactie tussen soorten bepaalt namelijk welke functie een soort kan vervullen in een systeem. Biodiversiteit gaat dus van het kleinste moleculaire niveau tot aan landschappelijk niveau. Het is de veelzijdigheid aan leven in al zijn vormen.”

De officiële definitie van biodiversiteit – zoals geformuleerd tijdens de Verenigde Naties Conventie voor Biologische Diversiteit in 1992 – luidt:

‘De variabiliteit in organismen uit de gehele wereld, waaronder terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische verbanden waar ze deel van uitmaken; de diversiteit betreft de variatie binnen soorten (genen), tussen soorten en tussen ecosystemen.’

Verlies aan biodiversiteit

Inmiddels is bij veel mensen wel bekend dat het niet goed gaat met de biodiversiteit in Nederland. Ook op het platteland is dat het geval, aldus Vet. Op het ooit zo diverse boerenland, ziet ze op verschillende niveaus diversiteit verdwijnen “Als je alleen al op landschappelijk niveau kijkt, zijn we veel variatie verloren. Alles is rechtgetrokken en daarmee zijn we de kleinschaligheid en de afwisseling in het landschap kwijtgeraakt. Heggen, bosjes, slootjes en beekjes zijn verdwenen, en daarmee heel veel soorten waarvoor het een leefgebied was.”

Maar ook in productieplanten- en dieren is veel variatie verdwenen, tot op genetisch niveau. “Vroeger hadden alle boeren een gemengd bedrijf en was er veel variatie in planten en dieren waarmee gewerkt werd. Langzaam zijn boeren zich gaan specialiseren en werken alle boeren met dezelfde dierrassen en dezelfde graanrassen etcetera. Dat levert ook risico’s op, bijvoorbeeld dat ziektes zich binnen een bedrijf snel kunnen verspreiden en ook snel kunnen overspringen naar andere bedrijven.”

Diversiteit in de bodem

Steeds meer boeren willen een bijdrage leveren aan herstel van biodiversiteit. Een goed begin is herstel van het bodemleven. Maar ook dan is het de vraag op welk schaalniveau je dan naar biodiversiteit moet kijken. Kijk je alleen wat er in jouw eigen weiland leeft? Of bekijk je juist de bijdrage van jouw land aan het ecosysteem van de omgeving? Dat daar nogal een verschil in zit, merkte ook Joachim Deru, onderzoeker agrobiodiversiteit bij het Louis Bolk Instituut. Hij onderzocht hoe boeren in het veenweidegebied kunnen bijdragen aan biodiversiteit van de bodem, van regenwormen tot kleine springstaarten, mijten en nematoden.

Deru onderzocht twintig landbouwpercelen en twintig natuurgraslanden. Verrassend genoeg bleek op een gemiddeld landbouwperceel meer verschillende soorten in de bodem aanwezig te zijn. Ook het aantal regenwormen was hoger. ”Landbouwgronden worden bemest met dierlijke mest en dat is voeding voor het bodemleven”, verklaart Deru de verrassende uitkomst. “Ook is de doorluchting vaak beter, natuurgraslanden zijn minder ontwaterd, waardoor de grond in het voorjaar ook kouder is en het bodemleven later op gang komt.”

Toch is het plaatje weer anders als je op een andere manier naar biodiversiteit kijkt en dezelfde cijfers anders analyseert. Een landbouwperceel heeft weliswaar gemiddeld meer soorten per perceel, maar als je de biodiversiteit van alle onderzochte landbouwgraslanden samenneemt, en hetzelfde doet voor de natuurgraslanden, komen de natuurgraslanden beter uit de bus. “De natuurgraslanden verschillen qua soortensamenstelling veel meer van elkaar, dus bij elkaar is er een grotere diversiteit. De landbouwpercelen lijken allemaal op elkaar, dus opgeteld kom je dan lager uit. Het maakt dus heel erg uit op welk schaalniveau je naar biodiversiteit kijkt.”

Combinatie natuur en landbouw

Deru onderzocht ook wat het bodemleven, en dan vooral de wormen, opleveren voor weidevogels. Bemesting, vooral met de dikke fractie van gescheiden mest, bleek positief te werken voor het aantal regenwormen, en dus voor het voedsel voor weidevogels. Maar weidevogels hebben meer nodig dan alleen regenwormen. Boeren uit het onderzoeksgebied gaven aan dat veel weidevogels broeden in de natuurgraslanden. Daar is veel beschutting en voedsel in de vorm van insecten voor de jongen. Maar de volwassen vogels komen juist wormen halen in de bemeste landbouwgronden. Deru concludeert dan ook dat de totale biodiversiteit wellicht gebaat is bij een combinatie van landbouwgronden en natuurgronden, liefst in een gevarieerd mozaïek.

Dat ziet ook Natuurmonumenten in. De natuurorganisatie beheert zelf waardevolle moerassen, veenmosrietlanden en trilvenen, maar heeft in het veenweidegebied ook een groot aantal natuurgraslanden die door pachters worden gebruikt en beheerd. Ook deze agrarisch gebruikte natuurgronden zijn voor de biodiversiteit van groot belang, aldus Baukje Sijtsma, ecoloog bij Natuurmonumenten. “Het is goed te beseffen dat het landschap in het veenweidegebied bijna helemaal door mensenhanden is gemaakt, ook veel van de natuurgebieden die wij zelf nu beheren. De schraalgraslanden zijn ooit ontstaan doordat mensen ze gingen maaien of lieten begrazen”, zegt Sijtsma.

Van pachter naar partner

Tot halverwege vorige eeuw was het hele boerenland rijk aan soorten. Het land werd minder intensief gebruikt, het was veel bloemrijker en daarmee rijker aan insecten en vogels. Samen met pachters probeert Natuurmonumenten een deel van de biodiversiteit terug te krijgen. Afgelopen jaren gebeurde dat onder andere in het project Van pachter naar partner, dat door Wij.land werd begeleid. “We zijn echt met de boeren in gesprek gegaan om de samenwerking nog verder te ontwikkelen en de graslanden nog meer onderdeel te kunnen maken van het natuurgebied. Samen het veld in, kijken op welke manier de natuurwaarde nog verder verhoogd kan worden, maar ook naar wat goed werkt voor de bedrijfsvoering van de boer. Er bestaat een Nationaal Natuur Netwerk van natuurgebieden, maar dat is niet voldoende. Voor behoud van de biodiversiteit is ook echt het boerenland nodig.”

Overgangsgebieden belangrijk

Boeren kunnen in meer of mindere mate hun bedrijfsvoering aanpassen ten gunste van biodiversiteit. Vet is enthousiast over de 3-zones-aanpak van Commonland en Wij.land, die uitgaat van een gemengde zone tussen natuurgebieden en echt productieland. “In Nederland hebben we nogal veel landbouwgronden naast natuurgebieden, daar kun je niet een harde grens trekken, je moet in die landbouwgebieden meer oog hebben voor biodiversiteit en de invloed van de landbouw op het naburige natuurgebied. Maar meer natuurinclusief werken geldt ook in de agro-zone, biodiversiteit is iets waar we allemaal mee aan de slag moeten.”

Hoe kunnen boeren concreet bijdragen aan biodiversiteit en welke successen worden er nu al behaald? Dat lees je in deel twee van deze serie over biodiversiteit.

Onze projecten die zich richten op biodiversiteit vind je met de filter ‘Flora & Fauna’ op onze projectpagina.