Biodiversiteit is van enorm belang – ook voor de toekomst van de boer – en boeren kunnen een positieve bijdrage leveren aan het herstel ervan, concludeerden we al in een eerder artikel over biodiversiteit. Maar hoe doe je dat? In deel 2 laten twee inspirerende boeren zien hoe zij de natuur op hun bedrijf de ruimte geven.

“De zorg om biodiversiteit begon bij mij in de jaren ’80 en ’90 toen ik zag hoe alles in de landbouw steeds efficiënter gemaakt werd”, vertelt Joost Samsom, melkveehouder in Wilnis. “Ik ben zelf opgegroeid op een vaarboerderij waarbij de weilanden alleen per boot bereikbaar waren. Ik herinner me dat ik als jongetje op mijn buik voor op de melkboot lag en al die waterplanten aan me voorbij zag komen. De sloten waren rijk aan leven, net als de weilanden, er waren ontzettend veel vogels. Het was echt een levendige natuur. Daarvan zijn we veel kwijt geraakt naarmate we efficiënter geworden zijn. Je zag steeds meer weilanden die alleen nog maar van slootkant tot slootkant vol Engels raaigras staan. Daarbij dacht ik ook: ‘Mooi dat je een hoge productie krijgt, maar wat raken we daarmee kwijt?’.”

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Tegen de stroom in probeerde Joost als boer altijd al rekening te houden met biodiversiteit op zijn land, door zorg voor weidevogels en het ruimte geven aan het leven in de slootkanten. Makkelijk is dat niet altijd. “Je hebt natuurlijk ook je economische agenda”, zegt Joost. “Je hebt de bank in je nek hijgen, je moet je rente en aflossing betalen. Maar productie is niet het enige dat telt. Biljartlakens moet je niet willen, dat accepteert de maatschappij op een gegeven moment ook niet meer. Als wij er hier een tweede Flevopolder van maken, komen mensen in verzet. Dus voor een vitale kansrijke landbouw is het ook van belang biodiversiteit mee te nemen in je bedrijfsvoering, het is ook maatschappelijk verantwoord ondernemen.”

Boer en natuurbeheerder

Hij werd actiever toen via de Agrarische Natuur Vereniging (ANV) subsidiemogelijkheden kwamen voor bijvoorbeeld natuurvriendelijk slootkantenbeheer. “Dat was voor mij een bevestiging dat ook de maatschappij dat belangrijk vindt en daar dus geld voor over heeft. Dat was een extra stimulans.” Uiteindelijk ging het zelfs zo ver dat hij naast boer ook daadwerkelijk natuurbeheerder werd.

“Ik heb me er hard voor gemaakt dat gronden voor het Natuurnetwerk Nederland, de vroegere EHS, niet allemaal door de provincie direct naar natuurorganisaties werden geschoven, maar dat ook particulieren hiervoor in aanmerking kwamen. Zo heb ik zelf de kans gekregen om een aantal natuurpercelen in bezit te krijgen die ik nu beheer met een natuurfunctie. Ik heb daarvoor ook natuurcursussen gevolgd samen met medewerkers van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Er was eerder wat twijfel over natuur bij een boer, maar langzaam is er ook bij die organisaties wel vertrouwen gekomen dat een boer ook een goede natuurbeheerder kan zijn.”

Natuur in gewone bedrijfsvoering

Het beheren van een perceel met functie natuur is natuurlijk niet iets wat elke boer kan doen of zal ambiëren. Maar ook binnen de gewone bedrijfsvoering kan een boer op veel vlakken meer ruimte geven aan natuur, meent Joost, ook buiten het subsidiestelsel om. “Als ik maai, laat ik de strook langs de sloot nog even staan, zodat die nog verder kan bloeien en er iets overblijft voor insecten. Dat stuk maai ik later, of een jaartje niet”, geeft hij als voorbeeld. “Het zijn kleine aanpassingen waarmee je toch iets voor biodiversiteit kunt doen. Je moet er wel extra moeite voor doen. Ik doe dat graag, maar het zou mooi zijn als ik ook hier een financiële vergoeding tegenover zou staan zodat het voor elke boer aantrekkelijker wordt.”

Elke boer kan wat doen

Een andere pionier in het agrarisch natuurbeheer is Sjaak Hogendoorn, melk- en vleesveehouder in Ilpendam en tot voor kort op allerlei vlakken bestuurlijk actief, zoals bij Agrarische Natuur Vereniging Water, Land & Dijken. Op zijn bedrijf is natuurinclusief werken en weidevogelbeheer altijd een belangrijk onderdeel geweest. En ook hij is er van overtuigd dat elke boer iets voor biodiversiteit kan doen.

“Het begint al op en rond het erf, daar kun je al met kleine dingen heel veel effect hebben”, aldus Sjaak. “Een klein overhoekje dat je nou eens een keer niet elke week met je zitmaaier maait, maar in ieder geval tot 1 juli laat staan voor de insecten. Dat hele aangeharkte idee van een erf, dat is niet nodig. Plant wat streekeigen beplanting aan, zaai kruiden- en bloemenmengsels in. En zelfs het ophangen van nestkasten kan al helpen. Wij hebben zelf onlangs als afscheiding een takkenril gemaakt. Prachtig om te zien wat een kleine vogeltjes dat al weer aantrekt! Dat soort dingen kosten geen of nauwelijks geld.”

Sloten eens niet schonen

“In het veenweidegebied is het jaarlijkse slootschonen heel lang een cultuur geweest. Alsof het noodzakelijk was dat het laatste plantje en stukje riet eruit moest”, gaat Sjaak verder. “Nu schrijven de waterschappen dat eigenlijk niet echt meer voor, dus boeren hebben meer vrijheid om dat zelf te regelen. Op plekken waar de sloot niet in één keer volgroeit en waar het je afwatering niet stoort, kun je gewoon een jaar overslaan of heel weinig doen. Daar profiteert de natuur direct van en je bespaart eigenlijk zelf de kosten.”

Sjaak gaat zelf nog een stapje verder met zogenoemde hoogwatersloten en het creëren van plas-dras-situaties ten behoeve van weidevogels. Maatregelen waarvoor overigens subsidie beschikbaar is. “Je kunt in april een greppel volpompen met water en het is onvoorstelbaar hoeveel effect het kan hebben. Als je daar nog een paar andere maatregelen ten behoeve van weidevogels omheen doet, kun je enorme successen behalen!”

Samen organiseren

Alhoewel hij altijd al zelf veel deed, ziet Sjaak een meerwaarde in een gebiedsgerichte aanpak in ANV’s. “Als je bijvoorbeeld naar weidevogels kijkt, dan luistert het best nauw wat die vogels en hun kuikens in verschillende delen van het broedseizoen nodig hebben en wat er op welk perceel te vinden is. Dat moeten boeren met elkaar afstemmen. Ik ben zelf momenteel veldcoördinator bij Water, Land & Dijken. Een veldcoördinator begeleidt boeren bij het agrarisch natuurbeheer, in ons gebied is dat op grote delen weidevogelbeheer. Daarbij streven we naar een mozaïek van kruidenrijk grasland, extensieve beweiding, uitgesteld maaien en voldoende plas-dras.”

Op polderniveau de koppen bij elkaar

Ook Joost is gebrand op een collectieve, gebiedsgerichte aanpak van natuur. “We waren enkele jaren geleden bezig met een gebiedsontwikkeling in het kader van het Nationaal Natuurnetwerk, waarin ook gesprekken waren over een groot schoonwatergebied. Toen gaf ik aan: dan moeten ook álle sloten meedoen, maar we zitten hier met verschillende peilvakken en daartussen kunnen vissen niet migreren. Als je dan echt iets aan onderwaternatuur wilt doen, moet je het hele gebied als geheel zien en er ook voor zorgen dat ze in elke sloot kunnen komen. Ik heb toen zelf een ecosluis bedacht waarmee dat mogelijk werd”, vertelt Joost.

“Eigenlijk komt het er op neer dat je per polder de koppen bij elkaar moet steken”, concludeert Sjaak. “Ook bijvoorbeeld als het gaat om het behoud of de aanleg van landschapselementen als heggen, bosjes en rietkragen. Die bieden mooie overgangen en verbindingszones waar dieren gebruik van maken. Dat is ook iets wat je het beste gebiedsgericht kunt aanpakken. Zelf met ideeën en initiatieven komen is de echte gebiedsgerichte aanpak. Het is wel fijn als dat gefaciliteerd wordt door bijvoorbeeld een ANV of een organisatie als Wij.land. Helaas is er door de huidige sfeer weinig motivatie om dat te doen, maar het gebeurt gelukkig nog wel. Kijk maar naar de polder Ronde Hoep. Daar zijn boeren bezig hun eigen plan te voor de polder in de komende decennia maken. Dat doen ze dan voor verschillende thema’s: waterkwaliteit, bodemdaling, biodiversiteit, maar ook over de vraag hoe de boer in die polder zijn geld kan blijven verdienen.”

Verdienen aan natuur

Wat Joost betreft zou het beheer van natuur en landschap onderdeel moeten zijn van dat verdienmodel. Want zelfs de maatregelen die gesubsidieerd worden in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, vragen nu nog om een flinke dosis eigen motivatie. “De kosten die ik maak worden nu wel vergoed, maar het levert in principe niets op. Het zou beter zijn als je er echt iets aan kunt verdienen. Nu doet een klein deel dat uit liefhebberij, maar als je het kan gaan zien als een nieuwe activiteit die iets oplevert, zullen veel meer boeren bereid zijn iets voor biodiversiteit te doen.”

Indirect kan natuur op het boerenland trouwens wel wat opleveren. Niet alleen Joost en zijn familie, ook omwonenden en bezoekers genieten van de resultaten van zijn inspanningen. “We hebben een uitkijktoren met horeca op ons bedrijf, daar heb je heel mooi zicht over onze natuurpercelen en de weilanden met weidevogels. Mensen komen hier graag, dus in die zin levert het ons ook wel wat op.“ Dit paviljoen, genaamd De Grote Sniep, wordt gerund door zijn vrouw Liesbeth. Samen met hun zoon (en opvolger) Simon zitten ze in de vennootschap Samsom Wilnis vof.

Noodzaak voor de boer zelf

Sjaak hoopt dat veel boeren zelf de noodzaak zullen zien om bij te dragen aan biodiversiteit, want dat is nodig. “Ik ben wel optimistisch, maar de komende 10, 20 jaar moet het wel gebeuren. Want als het nu niet gebeurt, dan maak ik me toch wel zorgen over hoeveel we nog meer kwijtraken. Misschien ook wel zoveel dat de landbouw er zelf last van gaat krijgen, want ik denk dat de landbouw de natuur ook heel hard nodig heeft. Denk aan bestuiving door insecten, wat in sommige gevallen al een probleem is door een tekort aan wilde bijen. Maar ook bodembiologie is van belang voor de boer zelf, dat is natuurlijk ook iets waar Wij.land boeren bewust van maakt en ze helpt dit te verbeteren. Bodemgezondheid en de bodembiologie zijn uiteindelijk van enorm belang voor de productieve landbouw. Ik denk dat veel boeren dat wel gaan inzien.

Een ander voorbeeld van een natuurmaatregel die goed is voor de boer is een effectieve akkerrand met specifieke kruiden die bepaalde insecten aantrekken, die weer zorgen voor natuurlijke plaagbestrijding. Als je daarmee een bespuiting kunt besparen, bespaar je feitelijk ook geld. Dus ook voor boeren die er misschien niet zo veel mee hebben, zijn dit laagdrempelige dingen die je op je eigen perceel of erf zou kunnen aanpassen om toch iets bij te dragen aan biodiversiteit. En je hebt er zelf baat bij.”