1. Zit er copyright op de methodologie? Wat zijn de voorwaarden om de methodologie te gebruiken om mee te communiceren?

Er zit geen copyright op de methodologie. Het rapport en de methode mogen vrij gebruikt en gedeeld worden. Wel stellen we het op prijs als er naar de partners in het project verwezen wordt als de ontwikkelaars van de methode en de auteurs van het rapport.

2. Als ik of mijn organisatie de methode gebruik, kan deze data ook meegenomen worden in het landelijk onderzoek?

Heel graag zelfs. Hoe groter de steekproef met melkveebedrijven, des te beter we de kansen en uitdagingen van natuurinclusieve melkveehouderij in kaart kunnen brengen. De data van jouw bedrijf of studiegroep kan anoniem met het projectteam worden gedeeld. Hiervoor kun je contact opnemen met merlissa@natuurverdubbelaars.nl

3. Hoe zijn de drie groepen onderverdeeld?

De drie groepen zijn onderverdeeld op basis van intensiteit. De intensiteit is in dit onderzoek gedefinieerd als kilogram meetmelk per hectare.

4. Wat is voor jullie de definitie van het natuurinclusieve landbouw?

Aan natuurinclusiviteit kan op verschillende manieren en op verschillende schalen vorm worden gegeven. Op een natuurinclusief perceel zijn idealiter meerdere plantensoorten in meerdere lagen aanwezig (grassen, kruiden, een haag of houtwal langs het kavelpad of perceelbegrenzing, oevervegetatie langs sloten en beken) en is ook ruimte en habitat voor wilde dieren (insecten, boerenlandvogels). Op natuurinclusieve bedrijven waar niet alle percelen aan bovenstaande voldoen, vind je een mozaïek van extensief en intensiever beheer, waarbij migratie en verspreiding van soorten binnen het bedrijf gewaarborgd is door middel van natte of droge verbindingszones (groen-blauwe dooradering) en/of landschapselementen. Hoe extensiever het bedrijf, hoe meer ruimte voor mozaïeken en extensief beheer; vandaar dat in het rapport de intensiteit (kg meetmelk / ha) gebruikt wordt voor de onderverdeling in groepen (zie vraag 3).

5. Is de meest intensieve bedrijfsvoering arbeidsintensiever dan de meest extensieve bedrijfsvoering, of andersom?

We zien dat er in de meest intensieve groep meer arbeidsuren worden gemaakt (gemiddeld 5.100 t.o.v. 4.000 in de meest extensieve groep). De uren van de neventak zijn hier echter niet meegenomen, dus dit vertroebelt het beeld enigszins. We zien voor een aantal activiteiten wel dat de arbeidsbesteding hoger ligt bij de meest intensieve groep: bijvoorbeeld bij de activiteit voerwinning en voerverwerking. Bij de activiteit melken ligt de arbeid echter vaak lager, bijvoorbeeld door melkrobots.

6. Het onderzoek is uitgevoerd in het boekjaar 2021, wat zijn de gevolgen op de resultaten van het afbouwen van de derogatie?

Aan de resultaten van 2021 verandert niets (mestafvoer is daarin meegenomen), maar de analyse van 2023 en verder zal laten zien dat een groter aantal bedrijven (bij ongewijzigde veebezetting en areaal) mest moet gaan afvoeren, dat de volumes hoger zijn én dat de prijs per ton voor mestafvoer oploopt. We verwachten dat het afbouwen van de derogatie de grootste impact heeft op bedrijven met een hoge veebezetting (GVE/ha).

7. Hoe verhouden de kosten en baten van deze groepen natuurinclusieve boeren zich tot die van het gemiddelde melkveebedrijf in Nederland?

Vanwege de andere berekeningswijze kunnen we de resultaten van ons onderzoek niet gemakkelijk vergelijken met andere landelijke onderzoeken, zoals vanuit het Bedrijveninformatienet. De landelijke gemiddelde intensiteit in termen van GVE/ha ligt dicht bij de intensiteit van de meest intensieve groep, en ook de uren weidegang van deze groep komen overeen met het landelijk gemiddelde. We kunnen echter geen uitspraken doen over hoe onze groep zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde.

8. Wordt er bij de meest extensieve bedrijven minder externe arbeid ingezet? Of juist andersom?

Uit dit onderzoek blijkt dat de meest extensieve bedrijven lagere kosten voor externe arbeid en loonwerk hebben dan de meest intensieve bedrijven.

9. Zijn er uit dit onderzoek ook echte “succesfactoren voor economisch levensvatbare natuurinclusieve landbouw” te destilleren? Dus kenmerken van bedrijven die, indien aanwezig, het waarschijnlijker maken dat je de natuur vooruithelpt én er als boer aan verdient?

In de conclusie en discussie van het rapport worden de kansen en uitdagingen uitvoerig besproken voor een natuurinclusief bedrijfsmodel. Dit zijn bijvoorbeeld: beschikbaarheid van grond, de juiste voerstrategie, een plus op de melkprijs via biologisch, laag houden van niet-toegerekende kosten en een rendabele neventak. Deze factoren dragen bij aan het mogelijk maken van een extensievere vorm van landbouw met minder inputs. Het belangrijkst lijkt echter om een verdienmodel te vinden dat past bij de omgeving en de motivatie van de ondernemer: het vakmanschap en ondernemerschap.

Conclusies

10. Wat kunnen jullie concluderen uit dit project over bedrijfscontinuïteit voor de lange termijn?

Dit onderzoek loopt nog niet heel lang, waardoor het lastig is om harde uitspraken te doen over het effect op de continuïteit. Wat we zien in de praktijk is dat een verdienmodel, waarbij je na de afschrijvingen en aflossingen ook cash stroom overhoudt. Dit is op intensieve bedrijven vaak een uitdaging, vanwege de hoge investeringen in bijvoorbeeld machine, gebouwen en fosfaatrechten. Op extensieve bedrijven is de investering in grond vaak een uitdaging.

11. Wat is de beste strategie om de niet toegerekende kosten te verlagen?

De niet toegerekende kosten zijn een uitdaging bij de extensievere bedrijven. De niet toegerekende kosten moeten betaald worden met een lagere hoeveelheid melk. Onder de niet toegerekende kosten vallen onder anderen huisvesting, machines, grond(bewerking). Het verlagen van deze kosten is lastig, maar kan bijvoorbeeld door veel weidegang toe te passen. Dit zorgt ervoor dat er minder loonwerk en machines nodig zijn om het gras te oogsten, waardoor de vaste kosten dalen.

12. Moet je extensiveren om natuurinclusief te zijn? Is extensiever beter?

Dit hangt helemaal af van je huidige intensiteit. Wel zien we dat grondgebondenheid ervoor zorgt dat er voldoende ruwvoer op het bedrijf wordt geoogst om het vee te voeren. Dit zorgt voor lagere aankoop van krachtvoeders, wat bijdraagt aan de mate van natuurinclusief. In het onderzoek zitten ook bedrijven die extreem extensief zijn. Bij hen is de uitdaging om het land nog voldoende te kunnen bemesten om kwalitatief goed ruwvoer te kunnen oogsten. Er is dus een optimum, die heel afhankelijk is van de locatie en de bedrijfsvoering.

13. Hoe voorkom je dan dat de sector aan het subsidie-infuus moet blijven hangen? Vooral omdat deze subsidies uiterst onzeker zijn.

Als we de vereiste emissiereducties naar bodem, lucht en water maar ook landschapswaarde, weidevogelbeheer en een leefbaar platteland via de markt willen organiseren, zal de prijs van producten stijgen. Zonder subsidies (of andere overheidssteun) zal de veehouder alle gemaakte kosten en gederfde inkomsten plus een marge moeten doorberekenen aan de keten en uiteindelijk de consument. Daarbij moeten ook investeringen uit het verleden die nog niet zijn afgelost meegenomen worden. Omdat dit effecten heeft op de concurrentiepositie op de wereldmarkt is een tussenvorm mogelijk waarbij de burger (in plaats van de consument / keten) via de overheid betaalt voor de levering van zgn. groen-blauwe of ecosysteemdiensten. Zo’n systeem zou robuust, langjarig en breed toegankelijk moeten zijn, voor die aspecten van de bedrijfsvoering die de markt (nog) niet kan verwaarden.

14. Zien jullie ook dat deelnemende boeren op basis van de studiegroepen besluiten meer natuurinclusief te gaan boeren?

Zeker! Door samen in een studiegroep te zitten leren boeren van elkaars bedrijfsvoering en worden zo geïnspireerd om meer natuurinclusief te gaan boeren. Wat werkt in een bepaalde regio juist wel goed en wat niet? De diversiteit aan verschillende ondernemers in een groep is daarvoor erg belangrijk.

15. Wat kunnen we leren van de uitschieters met hoge financiële opbrengsten in de extensieve groep

De uitschieters met hoge financiële opbrengsten hebben niet allemaal dezelfde karakteristieken. Zo heeft één bedrijf een hoogrenderende neventak, en heeft een ander bedrijf met biologisch-dynamische melkproductie en een volledig grasgevoerde veestapel. De voornaamste factor hierin lijkt het vakmanschap te zijn: deze ondernemers hebben goed ingespeeld op omgevingsfactoren (bijv. inzetten van natuurgrond) en daar hun bedrijf naar vormgegeven.

16. Wat kan de rol van de terrein beherende organisaties (TBO) zijn in het langjarig beschikbaar stellen van pachtgronden?

Een goede kosten-baten afweging maken met de pachter wat een redelijke prijs (of vergoeding) is voor het beheer van de pachtgronden. De cijfers en inzichten van de KBA kunnen helpen dit te bepalen. Verder zijn lange-termijn contracten (12 tot 20 jaar) belangrijk omdat de transitie naar natuurinclusief enige jaren duurt, en er ook uitzicht moet zijn op lange termijn rentabiliteit van een natuurinclusief bedrijf.

17. Denken jullie dat het verbieden van kunstmest en pesticiden op pachtgrond van de overheid het makkelijker maakt voor boeren om natuurinclusief te worden?

Het is met name belangrijk dat er wordt gekeken naar de voorwaarden waaronder land verpacht wordt. Er moet een balans zijn tussen de voorwaarden en de pachtprijs, waarbij de pachtprijs ook negatief zou moeten kunnen zijn (beheervergoeding) als er strenge eisen worden gesteld. Dit moet voor minimaal 12 jaar zijn om voor een ondernemer de zekerheid te geven zijn bedrijf te kunnen aanpassen.

18. Er wordt veel gesproken over extensiveren door meer grond te verkrijgen. Hoe zien jullie de optie om te extensiveren door de veestapel te verkleinen?

We kijken hier ook zeker naar in het onderzoek. We zien hierbij echter vaak wel de uitdaging dat investeringen uit het verleden, zoals in een melkstal en een melkrobot, het verkleinen van de veestapel relatief onaantrekkelijk maken. Maar er zijn zeker boeren in onze groep die dit ook overwegen of die hiermee bezig zijn. Door het onderzoek langjarig door te zetten kunnen we ook bedrijven die op deze manier gaan extensiveren volgen over de tijd en kijken wat dat voor de economische resultaten betekent. Andere factoren, zoals afschaffen van derogatie of eisen die gesteld kunnen worden door certificeringsprogramma’s aan maximale veebezetting, kunnen het verkleinen van de veestapel wel economisch aantrekkelijker maken.

19. Zijn de meer extensieve boeren ook de jongere boeren? Of is leeftijd geen verklarende factor?

Het onderzoek gebruikt geanonimiseerde data van bestaande bedrijven. Om de anonimiteit te waarborgen zijn persoonlijke eigenschappen zoals leeftijd niet meegenomen.

20. Er wordt veel gekeken naar de beleidsmakers, maar wat kan de sector zelf en wat kan/moet de consument?

Om de omschakeling te maken naar natuurinclusieve landbouw is de inzet van alle stakeholders essentieel. Hierbij kun je denken aan:

1) Toepassing van true cost methode en het belonen van ecosysteemdiensten. Door de negatieve impact van niet-duurzame melkproductie door te rekenen aan de consument, wordt natuurinclusieve landbouw met en lagere impact relatief aantrekkelijker. Ook kunnen ketenpartijen de boer belonen voor de extra maatregelen die de impact op milieu, bodem en water vermindert.
2) Belemmeringen in het financieren van de transitie opheffen. Financiers, waaronder banken kunnen de kansen van natuurinclusieve landbouw en de risico’s van niet-natuurinclusieve landbouw meenemen in krediet- en risicobeoordeling en transitieproducten ontwikkelen om de extra investeringen en mogelijke inkomstendervingen op te vangen in de transitiejaren.
3) Bewuste consumptie. Ook de consument kan bijdragen aan de transitie (mits dit financieel haalbaar is) door bewuste keuzes te maken voor natuurinclusieve en/of biologische producten.

21. Komt natuurinclusieve bedrijfsvoering nu als het economisch meest interessante model naar voren uit deze accountingmethode?

Wanneer naar het resultaat gewone bedrijfsuitoefening gehele bedrijf wordt gekeken, is de meest extensieve groep niet de groep die gemiddeld het hoogste resultaat behaalt. Tegelijkertijd zitten er in deze groep ook bedrijven die het lukt om wel een zeer hoog resultaat te behalen. Uit de resultaten blijkt niet dat één bedrijfsstrategie bij definitie economisch interessanter is dan de ander. Daarbij is het naast het huidige resultaat ook belangrijk om te kijken naar de economisch duurzaamheid en volhoudbaarheid van een verdienmodel. Langjarig onderzoek kan meer inzicht bieden in welke bedrijfsstrategie ook toekomstbestendig is.