Bodembeheer is cruciaal voor het succes van kruidenrijk grasland, belangrijker zelfs dan de bodemsoort. Dit blijkt uit een studie van stagiair Marcus Jolles bij Wij.land, uitgevoerd op 47 percelen van 16 boeren. De studie onderzocht de invloed van verschillende zaaimethodes, bodemsoorten en vormen van bodembeheer op de opkomst van kruiden.

Belangrijke bevindingen

Een van de opvallende bevindingen is dat het goed mogelijk is om zowel op veen als op kleigrond een kruidenrijk grasland te creëren, zolang het beheer maar in orde is. Succesvol beheer omvat lage bemesting, kleine hoeveelheden vaste mest en eventueel kalk om de pH-waarde te verhogen. Dit onderzoek toont aan dat het beheer belangrijker is dan de bodemsoort. Eerdere studies laten zien dat opkomst op veen vaak veel lastiger is dan op kleigrond. Deze nieuwe resultaten laten zien dat het combineren van bodemtype en bodembeheer essentieel is om tot nieuwe inzichten te komen.

“Het is eigenlijk heel goed mogelijk om zowel op veen als kleigrond een kruidenrijkgrasland te creëren zolang het beheer maar in orde is.” stagiair Marcus

Innovatieve zaaimethodes

De gebruikelijke manier van inzaaien verwijdert de grasmat met wortels en al. Om de bodemkwaliteit te behouden onderzoeken we regelmatig andere zaaimethodes. In dit onderzoek gebruikten boeren de alternatieven Geohobel en Slootkantenherder. Vooral de Geohobel lijkt een verbetering te zijn, naar de Slootkanten herder is meer onderzoek nodig.

De Geohobel (onderstaande foto links) freest 2 tot 3 cm en zaait in de vaste laag. Kruiden krijgen hierdoor de optimale gelegenheid om zich te vestigen voordat de grassen weer opkomen. Doordat de wortelstructuur van de grassen, en hiermee ook de bodemkwaliteit, wel behouden blijft, kunnen de grassen zich eerder herstellen voor een goede eerste snede dan bij gewone inzaai, waarbij de bovenste grondlaag volledig zwart wordt gemaakt. De Slootkantenherder (rechter foto) is vergelijkbaar met de Geohobel, maar freest en zaait alleen bij de slootranden.

Bodem versus beheer

Eerder onderzoek doet vermoeden dat het moeilijker is om kruiden te vestigen op veen dan op klei. Uit ons onderzoek blijkt dat dat tekort doet aan het belang van mest- en maaibeheer. We onderzochten mestgiften (drijfmest en vaste mest), maaibeheer en begrazing. Vooral bij gebruik van de Geohobel bleek dat een lagere mestgift, vooral drijfmest, de kruidenbedekking verhoogt, terwijl een beetje vaste mest dit juist bevordert. Maaien lijkt minder invloed te hebben op basis van onze data, al maaiden de meeste boeren sowieso weinig. Over het algemeen is het advies om zo min mogelijk te maaien en dat pas na de bloei, zodat de zaden zich kunnen verspreiden. Minder begrazing lijkt ook gunstig, vooral voor klavers. Andere kruiden zijn minder gevoelig of groeien zelfs beter op percelen die begraasd zijn.

Bodemeigenschappen zoals bodemdichtheid, pH-waarde, vochtgehalte, elektrische geleidbaarheid en bodemsoort hebben weinig invloed op kruidenbedekking. Wel is er een verband tussen hogere bodemdichtheid op kleigronden en een lagere opkomst van kruiden zoals chicorei en smalle weegbree, terwijl klavers hier minder gevoelig voor zijn. Het idee dat veengronden door de lage pH-waarde ongeschikt zijn voor kruiden, blijkt niet zonder meer waar. Het juiste management lijkt daarom meer bepalend voor de kruidenproductie dan bodemsoort.

In de praktijk

Wat betekent deze nieuwe informatie voor de praktijk? We geven je tips om te overwegen voor je kruiden gaat zaaien. Wil je meer praktische tips over effectieve kruidenproductie? Meld je dan aan voor onze maandelijkse boerennieuwsbrief, waarin we onze kennis vertalen naar de praktijk.

  1. Zaai tussen half september en half oktober. Het is dan nog warm en meestal nat genoeg voor de ontkieming van de zaden.
  2. Kies percelen met lage onkruiddruk en mestgiftgeschiedenis.
  3. Vermijd kunstmest en niet-biologische bestrijdingsmiddelen.
  4. Gebruik geen drijfmest, maar een kleine hoeveelheid vaste mest (tot 15 ton/ha).

Methode

De figuur hieronder toont de resultaten van kruidenbedekking per zaaimethode. Op de x-as staan de zaaimethodes: Geohobel (13 bedrijven), Inzaaien (2 bedrijven), Referenties (15 bedrijven) en Slootkantenherder (7 bedrijven). De y-as toont de bedekking. Gewenste kruiden (gezaaid en niet-gezaaid) zijn groen aangegeven, vlinderbloemigen (klavers) zijn vanwege hun rol in stikstofopslag apart weergegeven in geel en onkruiden zijn roze (bijvoorbeeld ridderzuring, vogelmuur, akkerdistel, pitrus). De bedekking is gemeten volgens de Braun-Blanquet methode en weergegeven op de Tansley-schaal.

Gemiddeld had de Geohobel de hoogste kruidenbedekking. Bij de ingezaaide slootranden was het kruidenpercentage lager en het onkruidenpercentage hoger. De Slootkantenherder is nu voor het eerst getest (met 20 kg/ha), dus een grotere zaaihoeveelheid kan mogelijk beter werken.

Boerennieuwsbrief

Dit artikel verscheen in de boerennieuwsbrief. Wil je de eerste van je maand al het boerennieuws van Wij.land ontvangen? Meld je dan aan!