Op een zonovergoten herfstdag, gestoken in laarzen of bergschoenen, trekt een bont gezelschap van boeren, consumenten, ondernemers, verwerkers en beleidsmakers de Zegveldse polder in om te leren over moeraslandbouw of hoogwaterlandbouw. In het kort betekent dat: boeren met een hoog waterpeil. Bij het Veenweiden Innovatiecentrum (VIC) in Zegveld doen ze onderzoek naar de mogelijkheden hiervan. Ze proberen verschillende dingen uit, zoals: andere koeienrassen, andere gewassen en waterinfiltratiesystemen.
De directe aanleiding van deze excursie is de afgelopen editie van het Grond Verbond. Het Grond Verbond is een verbond tussen boer en burger om samen zorg te dragen voor ons landschap. Vorig jaar mochten burgers ideeën indienen voor landschapsherstel op boerderij De Groene Griffioen. Veel ideeën waren gestoeld op vernatten van de veengrond. Het werd toen al duidelijk dat dit een onderwerp is dat leeft en waar consumenten wel heil inzien!
Maar wat zijn daarvan de consequenties? Kunnen we nog voedsel produceren en wat dan? En is het aantrekkelijk voor boeren om daarmee aan de gang te gaan? De organisaties Wij.land, Moma en het Grond Verbond hebben daarom deze excursie naar het Veenweiden Innovatiecentrum in Zegveld georganiseerd met mensen uit de hele voedselketen in de hoop antwoorden te krijgen op die vragen.
Grenzen aan ontwatering
Aan het begin van de dag schetst Roelof Westerhof, innovatiemanager van het VIC, ons eerst een mooi historisch perspectief: al vele eeuwen terug, nog voor Mansholts ‘nooit meer honger’, zijn de laagveengebieden in Nederland ontwaterd om voedsel te produceren. Wat een prachtige oplossing was het destijds dat wij voormalige moerassen konden droogleggen om er kwalitatief hoogwaardig voedsel te produceren. Zo is ons huidige veenweidelandschap ontstaan. En nog steeds produceren we vele miljoenen liters melk per jaar en genieten we van koeien in de wei.
“Ieder probleem is ooit begonnen als een oplossing” – Roelof Westerhof, VIC
Maar inmiddels komen de grenzen hiervan in zicht. Ontwatering heeft namelijk bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen tot gevolg en deze problemen worden steeds urgenter. Het verhogen van het sloot- en grondwaterpeil lijkt een logische oplossing. Als je het waterpeil verhoogt, oxideert het veen veel minder of misschien wel helemaal niet meer. Daarmee verminder je broeikasgassen en rem of stop je de bodemdaling.
Optimale waterpeilhoogte
Wat de optimale waterpeilhoogte is om broeikasgassen tegen te gaan weten we nog niet precies. Want het veen helemaal onder water zetten en moerassen creëren brengt ook weer methaanuitstoot met zich mee. Internationaal onderzoek wijst op een optimaal waterpeil van ongeveer -20 cm onder het maaiveld. Bij dat peil lijkt de broeikasgasuitstoot het laagste te zijn. Of de bodemdaling dan ook helemaal gestopt kan worden, weet het VIC nog niet precies. Daarvoor moet nog meer geleerd worden over, onder andere, de bodemchemie.
Veenteelt = tuinbouw, akkerbouw en veehouderij
We bezoeken achtereenvolgens de veentuinderij, het melkveebedrijf en het lisdoddenveld. En passant zien we ook nog een veld met olifantsgras en cranberries. Roelof omschrijft het als volgt: “We zijn hier eigenlijk zowel tuinbouw, als akkerbouw, als veehouderij aan het bedrijven. En daarnaast zijn we hier ook nog zelf verantwoordelijk voor het watermanagement. Die taak ligt normaal bij het waterschap, maar wij beheren het peil hier zelf (in overleg met het waterschap).”
De veentuinderij lijkt nog het meest op een drassige moestuin. Sommige gewassen staan zelfs helemaal in het water, zoals watermunt. We zien vruchten (o.a. blauwe bes, zwarte bes en cranberry), kruiden (o.a. pijlkruid, watermunt), maar ook zetmeelleveranciers, zoals wilde rijst en waternoot. Niet alles slaat goed aan, zoals dat ook in een normale moestuin het geval is. Maar toch staat het, voor de korte tijd geleden dat het geplant is, er goed bij.
We lopen door naar het melkveebedrijf. Voor veel boeren is de belangrijkste vraag of er met een hoger waterpeil nog koeien gehouden kunnen worden. Het VIC heeft ervaring opgedaan met drie verschillende koeienrassen (Jersey, Blaarkop en Holstein), verschillende soorten grasland (waaronder kruidenrijk), en twee verschillende waterpeilen (een gangbaar peil van -50cm en een hoog peil van -20cm). Een peil van -20 is best een uitdaging. Vooral in natte zomers, met de droge zomers ging het eigenlijk nog verrassend goed, vertelt Roelof. Het is echter nog te vroeg om conclusies te trekken.
Over de lisdoddenteelt is Roelof minder enthousiast. Hij vermeldt daar wel bij dat andere mensen daar anders over denken. We verschillen van mening over in hoeverre en hoe snel we de uitdagingen op teeltniveau en productontwikkeling kunnen oplossen; en of lisdodden uit de veenweiden in de nieuwe biobased economie in staat zijn om te concurreren met andere gewassen. De lisdodden houden zich op de lange termijn slecht staande (het is een pionier) en er ontstaan lege plekken op het veld. Hoewel recente luchtfoto’s laten zien dat sommige plekken ook weer dichtgroeien. We weten nog niet hoe dat komt.
Geduld
Het cranberryveld van het VIC is maar klein, 200 m2. De eerste jaren was Roelof sceptisch over de teelt, omdat de cranberries steeds overwoekerd werden door onkruid. Maar in de Krimpenerwaard heeft een innovatieve teler, na een aantal jaren van hoge onkruiddruk, nu een goede opbrengst gekregen. De onkruiddruk bleek na verloop van tijd, door verzuring van de bodem, vanzelf te verminderen. Roelof: “Het is ook fijn als je soms ook eens een keer geen gelijk krijgt!” Het VIC werkt nu samen met dit bedrijf aan een teelthandleiding voor cranberries.
Belangrijke les voor alle innovatieve gewassen is hoe dan ook dat ze tijd nodig hebben. Roelof geeft als voorbeeld dat het ook 15 jaar heeft geduurd voordat we in Nederland succesvol maïs konden verbouwen. “Verwacht daarom niet dat je na een aantal jaren met een nieuwe teelt al riante opbrengsten kunt halen en geef niet te snel op”
Er gebeurt stiekem al heel veel!
Na alle indrukken in het veld gaan we met elkaar in gesprek over openstaande vragen en volgende stappen. Iedereen is het erover eens dat we moeten samenwerken, want elke speler in de hele voedselketen heeft een rol te vervullen om zo’n grote verandering van de grond te krijgen.
En terwijl we daarover met elkaar in gesprek zijn komen we er ook achter dat er ongemerkt al heel veel gebeurt. Zo heeft het voedselmoeras in Den Haag nu een project op 300 m2 en verkennen zij momenteel een project van drie hectare op regeneratieve boerderij De Eenzaamheid (die ook aanwezig is). De aanwezige theemakers van Wilder Land vertellen dat zij een theesoort aan het ontwikkelen zijn met moerasspirea geteeld in het Voedselmoeras. Ook Land van Ons is aanwezig en vertelt over hun aangekochte stuk grond in Oude Ade waarop zij nieuwe vormen van veenlandbouw gaan bedrijven. En ook Herenboeren Groene Hart willen een nat perceel beplanten met soorten die daar goed op gedijen.
Kortom, er gebeurt al heel veel! De conclusie is dan ook dat we veel van elkaar kunnen leren en samenwerken. Want dat er nog genoeg te leren en te verbeteren valt staat vast, maar ook dat we er ook nog veel van zullen zien en horen!