Verschillen in kwaliteit van drijfmest en de invloed van rantsoen.

Al meer dan vijftig jaar giert drijfmest door de mestputten van de meeste melkveebedrijven in Nederland. Dat is deels begrijpelijk, want het is makkelijk op te slaan, eenvoudig uit te rijden en past perfect binnen de schaalvergroting en mechanisatie in de sector. Maar we weten ook dat drijfmest een aantal nadelen heeft: het bevat relatief weinig koolstof, kan leiden tot hogere stikstofverliezen en zorgt daarmee voor meer emissies. Bovendien worden de nutriënten die goede kwaliteit drijfmest wél bevat, lang niet altijd optimaal benut.

Hoogste tijd dus om te kijken hoe we de kwaliteit van drijfmest kunnen verbeteren zonder grote technische investeringen te hoeven doen en vast te stellen hoe we de mest vervolgens efficiënter kunnen gebruiken. Daarom nemen we een grootschalig onderzoek van TOPmest naar de kwaliteit van drijfmest onder de loep, samen met de adviezen van rantsoenspecialist Harm Rijneveld.

Hoogste tijd dus om te kijken hoe we de kwaliteit van drijfmest kunnen verbeteren zonder grote technische investeringen te hoeven doen

Mest in z’n totaliteit

Bodemkringlooponderzoeker Peter Vanhoof gebruikte in 2024, drijfmest van 172 melkveehouderijen uit Nederland en Vlaanderen voor zijn onderzoek. Hij deed chemische analyses naar onder andere droge stof, verschillende soorten stikstof, C/N verhouding, onderzocht fysieke eigenschappen zoals kleverigheid en schuimlaag op de mest én hij bekeek biologische factoren zoals pH en emissiepotentieel die laten zien of mest rijpt of rot.

2,2 kilogram verschil in organische stikstof

De chemische analyse alleen al, liet direct grote verschillen in onder andere stikstofwaarden zien tussen de samples die bovendien economische gevolgen kunnen hebben:

De hoeveelheid organische stikstof (ORG-N) varieert van een laagste waarde van 0,70 kilo per ton tot een hoogste waarde van 3,10 kilo per ton. Voor ammoniakale stikstof (TAN) liggen de waarden tussen 0,40 en 2,90 kilo per ton.

Die economische gevolgen werden in kaart gebracht door te berekenen hoeveel een kuub mest waard is, als je de inhoudsstoffen van je mest zou afzetten tegen de prijs van kunstmestgebruik. Nutriënten-verlies door het afvoeren van mest (bemestende waarde) zou boeren tot wel €12,- per ton mest extra kunnen kosten. Maar wat lieten de biologische waarden zien?

Rijpt de mest of rot de mest?

Hoe minder geur, hoe minder gezeur: de simpele vuistregel voor mestkwaliteit die elke boer zou moeten kennen. Want kwalitatieve mest is rijpende mest. En die stinkt minder, heeft minder emissies en stimuleert, in tegenstelling tot rottende mest, de natuurlijke groei van gras door een positief effect op de bodem. Dus onderzocht Peter de mate waarin mest rijpend of rottend was (biologische waarde) en ook daar liepen de waarden per melkveehouderij sterk uiteen. Mest met een PH van minder dan 7,1 en een hoge C/N verhouding werd als rijpend gezien. Zulke mest had een groot bacterieleven, geen schuim op de mest en bleek bovendien nauwelijks te kleven.

Hoe minder geur, hoe minder gezeur: de simpele vuistregel voor mestkwaliteit die elke boer zou moeten kennen.

Wat is goede mest waard?

De gunstige biologische waarden die zorgen voor betere benutting van stikstof en minder uitspoeling, werden ook in dit deel van het onderzoek doorberekend en opgeteld bij de bemestende waarde om tot het economische verschil tussen hoge en lage kwaliteit mest te komen. En dat verschil kon oplopen tot wel €30,- per kuub. De waarde van goede mest vertaalt zich deels in hogere opbrengsten (meer ruwvoer van goede kwaliteit) en deels in kostenbesparing (minder aankopen nodig).

Wat ook verrassend is aan dit TOPmest-onderzoek, is dat die verschillen in kwaliteit niet verklaard werden door hoge of lage melkproductiviteit op de desbetreffende bedrijven. Maar door wat dan wel?

Verklaringen voor lage of hoge kwaliteit mest

Met een groep van 60 bedrijven verdiepte Peter het onderzoek, in de hoop andere verklaringen te vinden voor het verschil in mestkwaliteit. Zo bleek dat mest eerder gaat rotten wanneer boeren de bacteriedodende middelen voor voetbaden of voor het schoonmaken van melkrobots, de mestput in lieten lopen. Andere beperkte negatieve invloeden waren het gebruik van kalk in boxen, staltypes waarbij mest en urine niet gescheiden worden, geneesmiddelengebruik, toevoeging van microbiële preparaten en een hoog ureum in de melk. Individueel leken ze het verschil in kwaliteit voor een klein deel te verklaren, bij elkaar opgeteld is hun invloed op de kwaliteit van mest toch een stuk groter. Maar uiteindelijk is rantsoen dé knop waar je aan kunt draaien voor betere mest.

Maar uiteindelijk is rantsoen dé knop waar je aan kunt draaien voor betere mest.

Van krachtvoer naar krachtig voer

Het gebruik van krachtvoer is effectief om de melkproductiviteit van de koe te verhogen, maar bij een slechte vertering en penswerking, komt een groot deel van het krachtvoer onverteerd in de mestput terecht. Dat is niet alleen slecht voor de portemonnee omdat (eiwitrijk)krachtvoer hoge kosten met zich meebrengt, maar heeft ook nadelige effecten op de mestkwaliteit. Wie leert om met de verteringssnelheid te spelen door het rantsoen aan te passen is véél efficiënter bezig.

 

Zelfstandig agrarisch bedrijfsadviseur Harm Rijneveld, ontwikkelde daarvoor een checklist vol tips en streefwaardes. Hij wijst ons als eerste op het feit dat als koeien meer energie (koolhydraten, vezels en beperkt vetten) en minder eiwit via het rantsoen binnenkrijgen, de pens i.s.m. het speeksel zelf voldoende melk en microbieel eiwit kan aanmaken. Tragere penspassage betekent dus ook een efficiëntere productie. Een deel van zijn advies:

  • Het RE-gehalte (ruw eiwit) te verlagen, want minder snel beschikbaar eiwit zorgt voor een langzamere vertering.
  • Voor een goede eiwitkwaliteit te zorgen, waardoor je het eiwit efficiënt en duurzaam inzet. Dat wil zeggen een lage OEB (onbestendig eiwit) en DVE (verteerbaar eiwit) op de norm.
  • Maar bovenal: meer gras voeren en minder krachtvoer en minder maïs.

Vezelrijk gras vertraagt de penspassage waardoor voedingsstoffen efficiënt opgenomen kunnen worden en minder overtollige stoffen zoals stikstof en fosfor in de mest belanden. Bovendien zorgt gras voor meer organisch gebonden stikstof in de mest, en een betere verhouding tussen urine en feces. Daardoor kan het bodemleven met die mest beter aan de slag. Met gras zorg je niet alleen voor betere vertering maar ook betere mest en een gezondere koe.

Effectief uitrijden van mest is een kwestie van geduld

Heb je dan eindelijk die mooi rijpende drijfmest in de kelder, dan wil je ook dat het bodemleven daar optimaal mee aan het werk kan. Je moet dan eigenlijk wachten met uitrijden tot het bodemleven écht actief is en dat is wanneer de temperaturen oplopen aan het begin van het voorjaar. Het is daarom interessant om te kijken of je toch die extra opslagruimte voor mest kunt realiseren en bovendien te kiezen voor oppervlakkig uitrijden in plaats van injecteren om het bodemleven vervolgens niet te verstoren.

Een pleidooi voor de ambacht van goede mest

Goede mest komt niet uit de lucht vallen. Het vraagt om aandacht, kennis en vakmanschap. Niet persé méér techniek, maar beter boeren. Zoals het TOPmest onderzoek van Peter liet zien: boeren die hun mest serieus nemen, boeken winst – in de bodem, op het land en in hun portemonnee.

Wij.land & TOPmest onderzoek 2025

In aanloop naar de grote TOPmest-bijeenkomst dit najaar, waarin de nieuwste onderzoeksresultaten worden gepresenteerd, werkt Wij.land met vier studiegroepen van in totaal 40 melkveebedrijven, aan betere mestkwaliteit. Deze bedrijven doen mee aan het vervolgonderzoek van Peter Vanhoof, dat inmiddels is uitgebreid naar zo’n 350 melkveebedrijven in Nederland en België. In kleine groepen vergelijken boeren hun mestanalyses en leren ze van elkaar, terwijl rantsoenspecialist Harm Rijneveld hen individueel helpt bij het optimaliseren van het rantsoen. De inzichten die we met deze studiegroepen ophalen delen we natuurlijk weer in onze Boeren Nieuwsbrief!

Boerennieuwsbrief

Dit artikel verscheen in de boerennieuwsbrief. Wil je eens in de twee maanden al het boerennieuws van Wij.land ontvangen? Meld je dan aan!